Het haventje dat we vandaag als bestemming hebben ligt 45 mijl naar het noordoosten. Nu is een bestemming voor ons nooit heilig en we hanteren steeds het principe dat we wel zien wat het weer en de omstandigheden ons brengen. Als we fanatiek zijn willen we nog wel eens verder varen, terwijl een eerdere gelegenheid een goed alternatief is als het tegenzit. Dat laatste zit er meestal niet in omdat de plaatsen die aangegeven zijn in ‘Ferie & Fritidshavner’ relatief ver uit elkaar liggen. We horen later in het seizoen, als we meer watersporters ontmoeten, dat er meer mogelijkheden zijn. Meestal kent men de plekjes van horen zeggen of men is er eerdere geweest. De plekjes zijn blijkbaar niet gedocumenteerd want als we vragen naar boekjes of zo zijn die er niet. Het zoeken naar geschikte ‘ankerplaatsjes’ zou ons zo veel tijd kosten dat we daar niet eens aan denken. Tijdens de tochten zien we wel eens kleine haventjes langs de kant maar we hebben dan meestal een bestemming bepaald en blijven daarbij. Als we nog zo’n 8 mijl te gaan hebben naar de brug bij Brønnøysund slaakt Hilda plotseling een harde kreet. Ik dacht dat we bijna op een rots voeren, hoewel het eigenlijk onmogelijk was met onze kaartplotter en zo ver van de kant . We zitten echter midden in een grote school vinvissen die in tegengestelde richting zwemmen. We zien onmiddellijk dat dit een andere soort is dan we vaak op de Noordzee hebben gezien. Ze zijn veel zwarter en hebben een kop die meer vierkant is. De staart lijkt ook meer op die van een walwis en komt tijdens het zwemmen af en toe boven water. We proberen niet eens om ze te tellen, omdat ze links en rechts van de boot zitten en het duurt een minuut of tien voor ze gepasseerd zijn. Ons ‘vissenboek’ beschrijft niet zo veel soorten, maar de griend lijkt er het meeste op. De foto’s in de havengids suggereren dat de jachthaven van Brønnøysund groot is maar we zijn er al voorbij gevaren als we op de GPS zien dat we terug moeten. Ook de steigers zijn anders gesitueerd dan op de plattegrond staat afgebeeld. De hele dag hadden we al met tegenwind gevaren en bij aankomst staat er zelfs een dikke 5 Bf dwars op de steiger. Het aanleggen aan de binnenkant gaat de eerste keer niet goed, Hilda kan net niet op de steiger springen. We hebben gelukkig de ruimte omdat de haven zo goed als leeg is en een tweede poging lukt goed. Bovendien hebben we dan ook nog de hulp van de bemanning van een Noors motorjacht dat er al ligt. Onder het genot van ‘het drankje na het afmeren’ bespreken we de voor- en nadelen van het gebruik van een pikhaak. We besluiten dat we de pikhaak de volgende keer maar beter kunnen klaarleggen.
Brønnøysund , langs de steiger !! de HQ caption !!
Een uurtje later komt een groot Frans jacht binnen dat ons twee dagen geleden in Revsnes (Stocksund) al is gepasseerd. Ondanks het feit dat de schipper z’n jacht prima in de hand heeft gaat het aanleggen ook niet goed. Ook hij heeft zoveel hinder van de zijwind dat hij, zelfs met boegschroef, zijn boot niet tegen de steiger krijgt. Ik had mijn hulp direct al aangeboden, maar pas na de derde poging om zelf aan te leggen wordt er een tros overgegooid. Nadat ik eerst een voorspring heb vastgemaakt, kan de schipper met behulp van de motor de achterkant tegen de steiger leggen en kunnen we een achtertros vastmaken. De schipper verontschuldigt zich voor zijn onervaren bemanning en biedt een drankje aan. Ik sla het aanbod af omdat Hilda het avondeten ondertussen klaar heeft. In een later gesprek blijkt dat het jacht ook naar Spitsbergen gaat, maar dan met een gedeeltelijk andere bemensing. De opvarenden hebben al een behoorlijke tocht gemaakt en zijn via West-Engeland en de Shetland eilanden naar Noorwegen gevaren. Die dag krijgen we een telefoontje dat het minder goed gaat met moeder Haak. Het zou zelfs kunnen dat we terug moeten naar Nederland. We besluiten de volgende dag maar in Brønnøysund te blijven. De jachthaven bevalt ons goed, alleen zijn er geen sanitaire voorzieningen. De havengids verwijst ons naar een restaurant aan de kant, maar het blijkt dat er een nieuwe eigenaar is die de zorg voor het bootjesvolk niet als zijn plicht beschouwt. De toiletten van het restaurant beschouwen we tijdens de openingstijden van het restaurant toch maar als een publieke gelegenheid.
In de middag trek ik er met de rubberboot op uit om een visje te vangen. Ik vis bij een rots die net boven het water uitsteekt en waar het water langs stroomt. Al gauw heb ik een kabeljauw van ongeveer 40 cm te pakken. Ik laat me er nog een paar keer langs drijven. Tot drie keer toe raakt mijn lood vast achter een steen op de bodem. De laatste keer breekt de lijn tijdens het los maken en is het einde oefening. Ik had in een andere haven al gezien dat het dumpen van visafval in het water van jachthavens niet op prijs wordt gesteld. Daarom leg ik de rubberboot tegen een rots en maak de vis daar schoon. De meeuwen zijn me dankbaar en er blijft niets van het afval over. ’s Avonds eten we verse vis bij de krielaardappeltjes en sperzieboontjes. Met moeder Haak gaat het gelukkig een beetje beter zodat we weer verder kunnen.